Een 5 km lange stadswandeling die loopt langs tal van bezienswaardigheden.
Het startpunt van de rondwandeling is voor het Valkhof Museum. In dit museum bevindt zich een grote archeologische verzameling en collecties op het gebied van de kunst, kunstnijverheid en stadsgeschiedenis. De wandeling loopt langs de volgende bezienswaardigheden:
- Belvedere: Oorspronkelijk was de Belvdre een gewone waltoren, die omstreeks 1511 de naam Hoender-toren droeg. Uit die tijd stammen ook de grote kelders onder het gebouw, die nog tot 1818 in gebruik waren als kruitmagazijn. Volgens de overlevering zou de Hertog van Parma of misschien wel een van zijn Italiaanse ingenieurs, de toren van Belvdre (schoonzicht) hebben gedoopt, refererend aan het mooie uitzicht dat vanaf deze hoge uitkijkpost te genieten valt; een naam die langzamerhand ingeburgerd raakte bij de Nijmeegse bevolking. Toen het bouwwerk niet meer nodig was als onderdeel van de verdedigingswerken tegen Spanje, kwam de gedachte om de toren in gebruik te nemen voor recreatieve doeleinden. Hoewel grotendeels met stadsgelden gebouwd, was deze niet toegankelijk voor het gewone volk, maar werd uitsluitend als sociteit gebruikt voor magistraten en hun familieleden. In de 17e en 18e eeuw, toen dichten zeer in de mode was, deed de idyllische omgeving van de Belvdre de dichtaderen van diverse amateur en professionele poten danig zwellen; vele geschriften zijn hierover bewaard gebleven, waarvan een van de laatste bekende uit de 19e eeuw dateert. Ook de hoeveelheid tekeningen, in de loop der tijden van Belvdre gemaakt, is buitengewoon groot.
- Sint-Nicolaaskapel: De Sint Nicolaaskapel is gebouwd rond 1030. Karel de Grote liet op de Valkhofheuvel in de 8e eeuw een palts bouwen, die in de eeuwen daarna werd uitgebreid. In 1030 werd waarschijnlijk door keizer Koenraad II de opdracht gegeven om de kapel te bouwen, gebruik makend van de resten van de Paleiskapel van Karel uit 777. De paltskapel van Karel de Grote te Aken (nu deel van de Dom van Aken) diende als voorbeeld bij de bouw, wat te zien is aan de bijzondere zestienhoekige vorm van de kapel. In het midden van de kapel bevindt zich een open achtzijdige ruimte. De kapel is de enige nog bestaande romaanse centraalbouw in Nederland. Vanwege de overeenkomsten met de Akense paltskapel werd de ouderdom van de Valkhofkapel lange tijd veel te hoog geschat; de kapel zou reeds uit de 8e eeuw dateren en daarmee veruit het oudste gebouw van Nederland zijn geweest. Het portaal vertoont invloeden van de Karolingische architectuur en is waarschijnlijk het oudste deel van de kapel. Het muurwerk aan de buitenkant van de kapel is enkele malen gewijzigd, terwijl de achtzijdige kern van het gebouw werd verhoogd met een verdedigingstoren.
- Besiendershuis: Aan de Steenstraat staat het zogenaamde Besiendershuis. Dit pand uit omstreeks 1525 heeft zijn naam te danken aan de 'besiender', die hier zou hebben gewoond. De besiender was een soort opzichter van de Waal, die de tolgelden van de voorbijvarende schepen moest innen. In werkelijkheid blijkt in het dubbele woonhuis echter nooit een besiender te hebben gewoond. Voor de duidelijkheid moet hierbij worden opgemerkt dat het vrije uitzicht vanuit het Besiendershuis op de Waal pas ontstond bij de verwoesting van twee panden aan de Waalkade, eind 1944 of begin 1945.
- Sint Anthonispoort: Deze poort - een van de twee nog bewaard gebleven stadspoorten - was een onderdeel van de 14de-eeuwse ommuring van de stad, maar kreeg in 1609-1610 zijn huidige vorm. Doordat de Waalkade werd opgehoogd en de poort te laag kwam te liggen, raakte deze al in de 17de eeuw buiten gebruik. Pas sinds de restauratie van de dichtgemetselde poort, enkele tientallen jaren geleden, is het weer mogelijk om er doorheen te lopen. Net onder de dakrand aan de buitenzijde van de poort is een plaquette ingemetseld die de herinnering levend houdt aan de mislukte aanslag van Maarten Schenck. In 1585 was Nijmegen in Spaanse handen gevallen, maar de Staatse troepen van prins Maurits probeerden vanaf de overkant van de Waal voortdurend de stad te veroveren. Maarten Schenck van Nijdeggen, die eerder was overgelopen van de Spaanse naar de Staatse zijde, deed vanaf 1585 verschillende pogingen om de stad binnen te vallen. Op 11 augustus 1589 lukte het hem met een kleine groep soldaten de Waalkade te bereiken, maar na enkele gevechten nabij de Hezelpoort en de Sint-Antonispoort werden Schenck en zijn mannen teruggedreven, de Waal in. Maarten Schenck verdronk door het gewicht van zijn harnas. Zijn lijk werd later opgedregd en onthoofd en gevierendeeld; dit was de gebruikelijke straf voor verraders. Twee jaar later viel Nijmegen in handen van prins Maurits. De lichaamsdelen van Schenck, die door de Spanjaarden met kettingen aan de stadspoorten waren gehangen, werden begraven in de Sint-Stevenskerk.
- Joodse School en Synagoge: Aan de noordzijde van de Nonnenstraat staan naast elkaar de Synagoge en de school van de joodse gemeente. De Synagoge is gebouwd in 1756 en heeft een toegangspoortje uit 1798. Rond 1800 was de grootvader van Karl Marx hier voorzanger. In 1872-1873 werd links van de Synagoge een schooltje gebouwd, dat met zijn ronde vormen wat oosters aandoet. Architect was Pieter van der Kemp. In 1913 verloor de Synagoge zijn functie, want in dat jaar werd de nieuwe Synagoge aan de Gerard Noodtstraat geopend - het huidige Natuurmuseum. In 1999 heeft de joodse gemeente het pand na een opknapbeurt weer in eigendom gekregen.
- Het oude weeshuis: In de 16de eeuw liet de rijke weduwe Stijn Buys een som geld na die moest worden gebruikt voor de opvang van wezen. Werd een eerste weeshuis in de Broerstraat gesticht, in 1562 werd een pand aan de Begijnenstraat betrokken. Na de stichting van een Arme Kinderen Weeshuis in 1638 op het Hessenbergklooster aan de Doddendaal werd het weeshuis aan de Begijnenstraat, dat alleen voor burgerkinderen was, het Burger Kinderen Weeshuis genoemd. In 1644 werd het onderkomen grondig verbouwd, waarbij het zijn huidige classicistisch-barokke gevel kreeg. Evenals het exterieur is het interieur van het gebouw in de loop der tijd vrij intact gebleven. In 1817 werd het Burger Kinderen Weeshuis protestants, terwijl het weeshuis op de Hessenberg het Roomsch Katholyke Weeshuis werd. Bij een restauratie in 1959 werd de poort van het laatst genoemde weeshuis - dat toen niet meer bestond - aan de achterzijde van het gebouw geplaatst. Wanneer de rechts van het weeshuis gelegen tuin geopend is, kunt u deze poort uit 1860 goed bekijken. In 1953 verloor het Protestants Weeshuis zijn functie. Nu zijn er een wijk- en verzorgingscentrum in gevestigd.
- Kruittoren: De dertig meter hoge Kruit- of Kronenburgertoren is in 1425 gebouwd als verdedigingstoren en vormt samen met de ronde waltorens en een deel van de oude walmuur een restant van de verder rond 1880 gesloopte 15e en 16e eeuwse omwalling van de stad.
- Sint-Stevenskerk: De Grote of Sint-Stevenskerk is de oudste en grootste kerk van Nijmegen, in de Nederlandse provincie Gelderland. De geschiedenis gaat terug tot de zevende eeuw. De stichting van de kerk hangt mogelijk samen met de kersteningscampagne van bisschop Kunibert van Keulen in de zevende eeuw. Nadat Nijmegen in 1247 in pand was gegeven aan de graaf van Gelre, werd de Stevenskerk om strategische redenen verplaatst van het Kelfkensbos naar de huidige locatie, de zgn. Hundisburg. De huidige kerk werd in 1273 gewijd door Albertus Magnus. Bestuurlijk viel de Stevenskerk onder het gezag van het kapittel van de Apostelenkerk in Keulen. De kerk was lange tijd de enige parochiekerk in de stad. Het gebouw werd in de dertiende tot zestiende eeuw herhaaldelijk uitgebreid, onder andere met een indrukwekkende kooromgang. In 1475 verleende paus Pius IV toestemming voor de oprichting van een eigen kapittel in de Stevenskerk. In 1591 werd de kerk definitief protestants, afgezien van een katholiek intermezzo rond 1670. Alleen de toren is eigendom van de Gemeente Nijmegen. De kerk werd zwaar getroffen bij het bombardement van 1944, maar is in volle glorie herrezen. Tegenwoordig wordt het gebouw vooral gebruikt voor wekelijkse oecumenische kerkdiensten, orgelconcerten op het befaamde Knigorgel, tentoonstellingen en oraties. De Stevenskerk is voor bezichtiging geopend.
- Latijnse School: De Latijnse School werd in 1544 door Herman van Herengrave gebouwd. Het gebouw heeft een bakstenen voorgevel in laatgotische stijl met korfboognissen en klaverblad versieringen. Tegen de muurdammen zijn bij een restauratie in de 20e eeuw nieuwe beelden van de twaalf apostelen aangebracht. Boven het natuurstenen gotische toegangspoortje met het jaartal van de bouw 1544 is tussen twee putti in een gotisch geprofileerde lijst het wapen van Nijmegen aangebracht, geflankeerd door beelden van vier kerkvaders.
- Commandarie van de Sint-Jan: De Commanderie van St.Jan (1196) is het op n na oudste nog bestaande gebouw in de stad Nijmegen. Acht woelige eeuwen geschiedenis met achtereenvolgens de kruisridders van St.Jan, de godsdiensttwisten tijdens de reformatie, de eerste Nijmeegse Academie en de Waalse Kerk eindigden met het bombardement op Nijmegen in 1944. Veel Nijmegenaren herinneren zich de romantische wijnkelders in de gewelven van de rune die overbleef na de oorlog. Pas in 1974 is de Commanderie van St.Jan weer volledig gerestaureerd. Tot 1998 was er het Nijmeeegse gemeentemuseum gevestigd. Sinds begin 1999 is het gebouw in gebruik als bedrijfsverzamelgebouw waarin ambachtelijke bedrijven die proeven en genieten als gemeenschappelijk kenmerk hebben.
- Arsenaal, Marienburgkapel: De kapel is een van de weinig overgebleven dubbelkerken: er is een bovenverdieping in aangebracht zodat zusters boven en leken beneden, afgezonderd van elkaar, de dienst konden bijwonen. Met de verovering van de stad op de Spanjaarden in 1591 door prins Maurits kwam er een einde aan de macht van de katholieke kerk. Als gevolg daarvan was het klooster letterlijk tot uitsterven gedoemd: de zusters mochten wel blijven, maar hun geloof niet meer in praktijk brengen en ook geen novicen meer aannemen. In de loop der tijd kregen kapel en klooster diverse bestemmingen, van kazerne en turfschuur tot stadsdrukkerij. De kloostergebouwen raakten in verval en werden, op de kapel na, gesloopt om rond 1820 plaats te maken voor het Arsenaal, de opbergplaats voor het wapentuig van de vestingstad Nijmegen.