Een ruim 6 km lange rondwandeling door het centrum van Groningen. Tijdens de rondwandeling loopt u langs gebouwen die in verschillende bouwstijlen zijn gebouwd.
Het Startpunt van de wandeling is bij het NS centraal station van Groningen.
De wandeling loopt langs de voglende bezienswaardigheden:
- NS stationsgebouw: In 1893 begon men onder de leiding van de Amsterdamse Staatsspoorbouwmeester Isaac Gosschalk (1838-1907) van het station. Hij ontwierp het gebouw in een eclectische neorenaissance stijl. Voor het gevelontwerp koos hij voor een mix van laatgotische versieringen, roosventers en renaissancistische topgevels. Hoewel de liberale jood Gosschalk (anders dan de katholiek Cuypers) geen voorstander was van het uitbundig versieren van zijn gebouwen met beeldhouwwerken, heeft hij op dit gebied wel een paar heel bijzondere elementen toegevoegd. Zo vind u de koppen van de Groninger boer en boerin (afwisselend als sluitsteen in de bogen van de galerijen), hanen als teken van waakzaamheid en vroeg opstaan (boven de deur van inpandige woningen van de stationschef en de hoofdconducteur) en de koppen van de postbode en de conducteur boven twee deuromlijstingen. Een van de meest begaafde jonge Groninger kunstenaars van zijn tijd was Fransiscus Herman Bach (1865-1956). Hij heeft de grote tegeltableaus met Jugendstil elementen ontworpen, welke vervaardigd zijn door plateelfabriek Rozenberg, voorstellende 'de Arbeid, de Tijd, de Post en de Telegrafie flankerend de Groningse stedenmaagd'. De centrale hal: 20 meter breed, 18 meter diep en maar liefst 14 meter hoog. Twee grote halfronde gebrandschilderde vensters in laatgotische stijl laten het licht toe. Verder werd de hal verlicht door een centraal geplaatste hoge smeedijzeren lantaarn. Zo kon ook het zeer fraai bewerkte plafond worden bekeken: verfraaid met behulp van ornamenten en versieringen van papierstuc een toentertijd vaker gebruikt materiaal.
- Groninger Museum: Het huidige Groninger Museum is gelegen op een kunstmatig eiland in het Verbindingskanaal. Het kon worden gebouwd dankzij een gift van de Gasunie aan de stad ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan van het bedrijf. De bouwstijl van dit gebouw is een voorbeeld van de postmoderne bouwstijl. De plannen voor de nieuwbouw kregen gestalte in de jaren waarin Frans Haks directeur was van het museum. De keuze voor de hoofdarchitect viel vrijwel direct op de Italiaanse vormgever/architect Alessandro Mendini, van wie het Groninger Museum al verscheidene werken in collectie heeft. Immers, de geest van de jaren tachtig, een periode die sterk vertegenwoordigd is in de collectie Hedendaagse Beeldende Kunst, is bij uitstek in zijn werk aanwezig. Zijn visie en werkwijze sluiten perfect aan op de ideeën van de toenmalige directeur van het museum, Frans Haks, omtrent de nieuwbouw. Want één ding stond vanaf het begin al vast: het moest een bijzonder gebouw zijn, het visitekaartje van het museum. Uitnodigend en toegankelijk.
- Natuurmuseum: Cornelis Hendrik Peters (1847-1932) ontwierp dit gebouw aan het einde van de negentiende eeuw als Gronings Museum voor Stad en Lande. Voor z’n ontwerp had de Groninger architect de neogotische stijl gekozen, met diepliggende ramen en figuratieve symbolen. Ook de postkantoren in Groningen, Deventer, Kampen en Zwolle zijn van zijn hand. Nadat het Groninger Museum in 1995 de nieuwbouw tegenover het station betrok, kon het Natuurmuseum het gebouw bij de Museumbrug in gebruik nemen.
- Scheepvaart- en tabaks museum: In het Noordelijk Scheepvaartmuseum is veel te zien over de geschiedenis van de handel over water in Groningen. In het Niemeyer Tabaksmuseum is een tentoonstelling te zien van pijpen en andere voorwerpen die te maken hebben met het tabaksgebruik in het verleden.
- Der A-kerk: De kleine Romaanse kruiskerk die in de dertiende eeuw werd gebouwd, werd in de vijftiende eeuw vergroot tot een gotische kruisbasiliek. De eerste vier eeuwen van zijn bestaan was de kerk katholiek. Tijdens de Reformatie of Hervorming ging het gebouw over in handen van de hervormden, die er in de vier eeuwen die volgden hun stempel op drukten. In de vijftiende eeuw werd het godshuis flink uitgebreid. Om de Romaanse kruiskerk werd een gotisch koor gebouwd, er werden twee zijbeuken toegevoegd en een voorbouw voor de toren. Deze is verloren gegaan bij het instorten van de toren in 1671. Ook werd er een sacristie aangebouwd en het dak werd aanzienlijk hoger. De Der A-kerk heeft in de acht eeuwen van zijn bestaan heel wat te verduren gehad. Bij het beleg van Groningen in 1594 werd de kerk tweemaal getroffen bij bombardementen. In 1671 werd een deel van de kerk verwoest door brand na blikseminslag, in 1710 stortte de gebrekkig herstelde toren opnieuw in. Door achterstallig onderhoud was de kerk in de jaren zeventig van de vorige eeuw zo bouwvallig geworden dat het niet meer veilig was om er naar binnen te gaan. Na een ingrijpende restauratie in de vorige eeuw en opnieuw een flinke opknapbeurt in 2006, is de kerk weer in volle glorie hersteld. De kerk is een voorbeeldig gerestaureerde kruisbasiliek. En het orgel, een Schnitger uit de 17e eeuw, is wereldberoemd. Sinds twintig jaar doet de kerk geen dienst meer als gebedsruimte. Toch is het gebouw volop in gebruik, nu voor stijlvolle tentoonstellingen, congressen, lezingen, theatervoorstellingen en huwelijken.
- Korenbeurs: Al het ommelander graan moest sinds de middeleeuwen, als gevolg van het Groninger stapelrecht, in de stad op de markt worden gebracht. Toen de veepest rond 1750 het veehouden tot een minder plezierige bezigheid had gemaakt, nam de akkerbouw en daarmee de graanhandel steeds meer in betekenis toe. De aangevoerde hoeveelheden werden zo groot dat men overstapte naar verkoop ‘op monster’. De graanhandel werd beurshandel en in 1774 bouwde aannemer Jan Pieters Suithoff voor 2700 gulden daartoe op de Vismarkt een houten gebouwtje. Omdat de graanhandel bleef groeien, werd de houten beurs in 1825 vervangen door een ‘meer doelmatig’ stenen gebouw met een eveneens open binnenplaats. Meer doelmatig was het gebouw wel, maar ook spoedig weer te klein. Bovendien bevorderde een open binnenplaats de graanhandel niet. Stadsbouwmeester J.G. van Beusekom kreeg daarom in 1862 opdracht een grotere overdekte beurs te ontwerpen. Het gebouw, dat in 1865 werd geopend, kreeg een tempelachtige voorgevel in neo-classicistische stijl. Met Mercurius (god van handel en winst) op het fronton en Neptunus (god van water en zee) en Ceres (godin van de landbouw) aan weerskanten van de ingang symboliseerde de architect de betekenis van de handel, scheepvaart en landbouw voor Groningen. De achtergelegen beurshal kreeg een bijzondere gietijzeren constructie met grote ramen, die het keuren van de graanmonsters op zicht vergemakkelijkten. In 1990 werd het gebouw met respect voor het unieke karakter ingrijpend gemoderniseerd. Grutter Albert Heijn is tegenwoordig groot genoeg om het hele gebouw te vullen.
- Academiegebouw: Het Academiegebouw van de Rijksuniversiteit Groningen dateert uit 1909 en is een ontwerp van de Haagse rijksbouwmeester Vrijman. De gevel is versierd met vijf in zandsteen uitgevoerde allegorische (symbolische) figuren: Minerva, Scientia, Historic, Prudentia en Mathematica. Een felle brand legde in 1906 het oude Academiegebouw volledig in de as. Schilders waren onvoorzichtig geweest bij het afbranden van verf. Het vuur was tot in Uithuizen te zien. Het huidige Academiegebouw werd op 28 juni 1909 geopend door koningin-moeder Emma en prins Hendrik. Dit gebouw is opgetrokken in neorenaissance stijl en toont het universiteitswapen, bestaande uit het wapen van de provincie Groningen met daarin een opengeslagen boek. De spreuk ‘Verbum domini lucerna pedibus nostris’ betekent ‘Het woord van de Heer is een lamp voor onze voeten’.
- Prinsenhof: Het Stadhouder Hof of Prinsenhof was vanaf 1439 het onderkomen van de Broederschap des Gemenen Levens. Toen Groningen een bisdom werd, woonde bisschop Knijff er tot hij in 1576 aan de pest bezweek. Met de komst van stadhouder George van Lalaing – de graaf van Rennenberg – werd het een Stadhouderlijk Hof. Dit bleef het ook na 1594 toen de familie Oranje-Nassau het voor het zeggen kreeg. Hoewel het complex al vanaf 1795 niet meer als residentie van de stadhouders dient, is de naam Prinsenhof blijven bestaan. De poort van ca. 1640 geeft toegang tot het voorplein.
- Prinsentuin: Deze tuin behoort bij het Prinsenhof. De Prinsentuin is in 1626 ontworpen door stadsbouwmeester Garwer Peters en bestaat uit een rozen- en kruidentuin en een met loof overdekt wandelpad (berceau). De tuin, omgeven door een muur, vormt één van de zuiverste voorbeelden van renaissancetuinen in Nederland. In de beplanting zijn de letters W en A te herkennen, verwijzend naar stadhouder Willem Frederik en zijn vrouw Albertine Agnes. In de muur die de tuin van de Turfsingel scheidt is in het midden een poort aangebracht, met aan de tuinkant een opmerkelijke zonnewijzer. Deze zonnewijzer werd in 1730 in opdracht van het provinciaal bestuur gemaakt door de Groninger instrumentenmakers Dorenbusch en Cremer. De Latijnse spreuk boven de zonnewijzer betekent: ‘De verleden tijd is niets, de toekomende tijd onzeker, de tegenwoordige onstandvastig; zorg dat Gij dezen, die alleen de Uwe is, niet verliest’. De Prinsenhoftuin is geopend van begin april tot half oktober. U kunt er dan terecht van 10.00 uur 's ochtends tot zonsondergang. Bij gunstig weer is de theeschenkerij open.
- Provinciegebouw: Het oude Provinciehuis bestaat uit een gedeelte dat gebouwd is in 1550 en een gedeelte uit 1917, dat aan de achterzijde is bijgebouwd. Het Provinciehuis was eerst een school. Zeker is, dat het Provinciehuis reeds bestond in het begin van de 15e eeuw, want in het Groninger Stadsboek van 1425 staat, dat de Raad van Groningen, met de wijsheid der Stad, besloten had, dat de school ten oosten van de St. Meerten (St. Martini) een school zou blijven, zolang het de Raad en der Wijsheid goed dacht. Een opmerkelijke wet, omdat hierin aangetoond wordt, dat de school als geestelijke inrichting en met geestelijken als leermeesters, onder toezicht van het stadsbestuur stond. En zo bleef deze Latijnse of Openbare school in het gebouw gevestigd tot kort na de reductie van Groningen in 1594. Na 20 juni 1601 werd de St. Meertensschool ingericht als Provinciehuis ten dienste der Staten en Gedeputeerden en dus mede tot het houden van Landsdagen. Voor de verbouwing van school tot provinciehuis werden 10000 stenen uit het Convent van Selwerd gebroken. Het volgende jaar was de bouw al zover gevorderd dat de Staten hun eerste vergadering in het gebouw konden houden op 16 juni 1602, terwijl het College van Gedeputeerden er zitting nam op 8 december 1603. Het gebouw heeft nadien nog verschillende vertimmeringen en verbeteringen ondergaan.
- Martinikerk: Aan de brink (Grote Markt) had al enkele eeuwen een houten kerk gestaan, toen deze werd vervangen door een groter éénbeukig tufstenen gebouw. Omstreeks 1200 was ook dit te krap geworden voor de groeiende stadsbevolking. Er werd volgens de toen geldende stijl een drieschepige romangotische kruiskerk gebouwd, gewijd aan St. Maarten. Geleidelijk groeide in de voor Groningen ‘gouden’ 15e eeuw uit deze kruiskerk de huidige laatgotische kerk. In de middeleeuwen was het gebouw ruim voorzien van altaren en relikwieën. De grootste ‘attractie’ vormde de arm van Johannes de Doper. Doordat er vermindering van kerkelijk opgelegde straf en aflaat van zonden te verdienen waren, stroomde men van heinde en verre toe. Toen de stad in 1594 met het katholicisme brak, verdwenen alle beelden, kruisen en altaren uit de kerk. Ook voor ‘de arm’ was in de protestantse kerk geen plaats. De Martinikerk heeft in de loop der eeuwen een aantal ingrijpende verbouwingen en restauraties ondergaan. Zo kreeg het gebouw in 1688 een rechte kroonlijst met doorlopend dak, nadat door een zware storm de vijf topgevels ernstig beschadigd waren. Deze verbouwing werd weer ongedaan gemaakt bij de laatste restauratie, die onder leiding van ing. P.L. de Vrieze plaatsvond tussen 1962 en 1975. Tevens werd toen de oude raamindeling weer aangebracht en werd het 17e eeuwse ‘zuidportaal’ met het ‘boter- en broodhuisje’ in vereenvoudigde vorm herbouwd. Armen en zwervers konden hier in de ‘goeie oude tijd’ een besmeerde boterham krijgen. In het koor en het schip van de kerk werden de na 1594 onder de witkalk verdwenen muurschilderingen in ere hersteld. Ter afsluiting van de restauratie werd het grote orgel teruggebracht in de vorm die Arp Schnitger er in 1692 aan had gegeven. De kerk telt enkele muur- en gewelfschilderingen uit verschillende perioden. Het kerkorgel is een van de grootste Noord-Europese barokorgels.
- Raadhuis / stadhuis: Het stadhuis van Groningen werd ontworpen door architect Jacob Otten Husly en is gebouwd in de neoclassicistische bouwstijl. Het stadhuis werd gebouwd op de plaats van het middeleeuwse wijn- en raadhuis, dat in 1775 werd afgebroken. Een prijsvraag voor een ontwerp voor een nieuw stadhuis werd in 1774 gewonnen door Jacob Otten Husly, maar wegens geldgebrek werd dit ontwerp niet uitgevoerd. In 1792 maakte Husly een versoberd ontwerp dat in twee fasen, respectievelijk 1793-1795 en 1802-1810, werd uitgevoerd. Oorspronkelijk had het gebouw een U-vormige plattegrond. In 1872 werd de voorheen open westzijde, de achterkant, echter volgebouwd. In 1962 werd een uitbreiding (in Groningen aangeduid als het Nieuwe Stadhuis) voltooid naar ontwerp van architect Jo Vegter, een veel bekritiseerd gebouw dat met een luchtbrug verbonden was met het Oude Stadhuis. Het werd in 1996 gesloopt en vervangen door het woon- en winkelcomplex Waagstraat ontworpen door de Italiaanse architect Adolfo Natalini.
- Heilige Geest - of Pelstergasthuis: De officiële naam is het Heilige Geestgasthuis, maar algemeen wordt het genoemd naar de Pelsterstraat waaraan het staat. Het Pelstergasthuis is waarschijnlijk het oudste gasthuis in Groningen. Het wordt voor het eerst genoemd in 1267 als Paus Clemens IV toestemming verleent om bij het gasthuis een kapel en een begraafplaats aan te leggen. De kapel bestaat nog steeds en is tegenwoordig het oudste nog bestaande deel van het gasthuis. Het gasthuis was oorspronkelijk bedoeld als verblijfplaats voor passerende vreemdelingen, voor armen en voor zwakken. Later deed het ook deels dienst als dolhuis (krankzinnigengesticht). De kapel werd in 1685 toegewezen aan de Waalse kerk. De Waalse gemeente heeft tussen 1850 en 1935 een eigen kerkgebouw aan de Vismarkt gehad, maar is na 1935 weer teruggekeerd naar de kapel en gebruikt deze nog steeds. De kapel heeft een orgel van Hinsz uit 1774. Bij de bouw maakte Hinsz gebruik van onderdelen van het oudere orgel dat gebouwd was door Arp Schnitger.
- St. Anthonygasthuis: Het Sint Anthonygasthuis, opgericht in 1517, was bedoeld voor de opvang van armen en zieken. Tot 1644 werden er pestlijders opgevangen en van 1589 tot en met 1844 was het in gebruik als dolhuis (krankzinnigengesticht). De tekst boven de toegangspoort "BESPODT NIET EEN OUT WYF OFTE MAN NIEMANT WYET WAER "T HEM TOE COMEN CAN" geeft aan dat hier ook ging om ouderenopvang. Na 1844 worden de kamers en woningen gebruikt voor de verzorging van ouderen. Na de tweede wereldoorlog en met name na de restauratie in 1984 worden de 40 woningen bewoond door mensen van alle leeftijden.
Reacties
Graag wilden wij zonder GPS de route wandelen vanaf de NS> Op de site heb je de kaart nodig. Deze zie je niet op de site en niet op de link.
Donderdag gaan wij naar Groningen. Graag willen wij een rondwandeling doen. Heeft u de juiste kaart voor ons?
Bedankt Inka
Ik kan niet direct achterhalen waarom de kaart hierboven niet wordt afgedruk.
De volgende website-link kan je misschien verder helpen.
http://www.gps-wandelingen.nl/googlemap/plotmap_route_1_basic.php?filename=gr001-groningen.xml
(Eventuele spaties uit de link verwijderen bij het copieren. Gelieve via contact-formulier contact opnemen indien dit niet lukt.)
Hans
RSS lijst met reacties op dit artikel